4. Interventies

Het kiezen van een goede interventie

Als je, samen met de cliënt, een doel hebt gekozen om aan te gaan werken, moet je nog bepalen op welke manier je hieraan gaat werken. Ook hier is het van het grootste belang dat je dit samen met de cliënt doet. De interventie voer je namelijk altijd uit samen met de cliënt, waarbij voor zowel de zorgverlener als voor de cliënt een rol is weggelegd.

Evidence Based Practice (EBP)

Om te voldoen aan de kwaliteitseisen voor het verlenen van zorg, is het noodzakelijk om evidence based te werken. Bij het kiezen van interventies is het daarom nodig om alleen interventies te kiezen waarvoor voldoende (wetenschappelijk) bewijs is dat de interventie werkt. Je moet hierbij uitgaan van de laatst beschikbare onderzoeken, om te voorkomen dat je (inmiddels) achterhaalde interventies inzet. Een goed voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het föhnen van de huid om decubitus te voorkomen. Vroeger was dit heel gebruikelijk, tegenwoordig weet men wel beter: het föhnen van de huid geeft een risico op verbranding en/of op verspreiding van bacteriën. Het bijhouden van vakliteratuur in de zorg is daarom essentieel om op de hoogte te blijven van evidence based interventies. Het argument dat men iets al jaren op die manier doet, biedt geen garanties voor de onderbouwing van de interventie (12).

Afstemmen op de cliënt

Naast evidence based, moet de interventie ook passend zijn bij de cliënt. Afstemming en overleg met de cliënt over de interventies die je wilt inzetten is daarom belangrijk. Als de cliënt zich er niet in kan vinden, of het belang niet inziet van de interventie, lukt het je waarschijnlijk niet om je doel te bereiken middels deze interventie. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het voorkomen van overgewicht, dat je wilt bereiken door extra beweging (dertig minuten per dag) en een aangepast dieet. Als de cliënt wel open staat voor een aangepast dieet, maar niet om meer te gaan bewegen vanwege bijvoorbeeld pijn in de benen tijdens het lopen, kun je mogelijk beter kiezen voor een andere interventie: enkel het dieet. Samen maak je een plan van aanpak voor het probleem en om samen het doel te gaan bereiken.

Focus op de etiologie

Een veelgehoorde misvatting is dat men enkel de focus legt op de symptomen van het gezondheidsprobleem. In feite is dit dweilen met de kraan open: zolang je de kraan niet dichtdraait, moet je blijven dweilen om het water op te vangen. De focus verplaatsen naar de oorzaak, oftewel de etiologie (de kraan dichtdraaien), zal ervoor zorgen dat de symptomen verdwijnen en ook op de lange(re) termijn wegblijven. Bij een cliënt met een decubituswond kun je wel focussen op de wond en ervoor zorgen dat de wond dicht gaat, maar er zal zeker een nieuwe wond ontstaan als je niks veranderd aan de leefomstandigheden van de cliënt. Het aanpakken van de etiologie is soms niet de meest makkelijke en leuke optie, maar zorgt er wel voor dat het probleem wegblijft of het potentiële risico verkleind wordt.

Ondersteunen of overnemen?

De keuze om een handeling over te nemen of om de cliënt te ondersteunen kan soms lastig zijn. Zeker als de werkdruk toeneemt en er minder tijd beschikbaar is per cliënt, worden soms concessies gedaan ten koste van de zelfredzaamheid van de cliënt. Maar hoe maak je dan een goede afweging?

Uitgaande van het principe ‘de cliënt doet zelf, wat hij zelf kan’, ondersteun je als zorgverlener enkel waar nodig. Dit kan meer tijd kosten gedurende het zorgmoment, maar levert op de lange termijn tijd op. Wanneer handelingen onnodig worden overgenomen door zorgverleners, lukt het de cliënt op termijn ook niet meer om de handelingen zelf uit te voeren en zal hij ook afhankelijker worden van anderen. Hierdoor kan de cliënt in een negatieve spiraal belanden: afname van de zelfredzaamheid kan bijdragen aan een afname van de eigen waarde, het ontwikkelen van een negatiever zelfbeeld en daarmee een grotere toename van afhankelijkheid.

Maar er zijn uitzonderingen. Denk bijvoorbeeld aan een cliënt met een levensverwachting van enkele maanden, die vermoeid is. Als je bij deze cliënt het wassen en aankleden overneemt, zorg je ervoor dat de cliënt de rest van de dag energie heeft voor leuke dingen zoals een uitje met de naasten. Het is dus niet per definitie zo dat je handelingen niet mag overnemen, als je maar een gedegen afweging maakt en je keuzes hierin kunt beargumenteren.

Het opstellen van instructies in het zorgplan

Als je een zorgplan opstelt voor een cliënt, wat je collega’s ook gaan gebruiken, is het essentieel dat je collega’s het zorgplan begrijpen en eenduidig kunnen uitvoeren. Dit vraagt om duidelijke afspraken en eenduidig taalgebruik, om tot een goed werkend zorgplan te komen. Als je bijvoorbeeld in je zorgplan schrijft: ‘Dhr twee keer per week ondersteunen met douchen’, weten je collega’s niet op welke dagen dit dan precies is. Ook weten zij mogelijk niet wat je bedoeld met ‘ondersteunen’. Neem je het wassen volledig over of geef je alleen instructies? Niet heel duidelijk dus.

Als je dit zou aanpassen naar: ‘Dhr op maandag en donderdag ondersteunen met douchen. Dhr wast en droogt zelf zijn gezicht, borst, buik en linkerarm, de zorgverlener neemt de rest van het lichaam over.’, wordt het voor je collega’s een stuk duidelijker wat er van hen wordt verwacht.

Natuurlijk is het niet altijd zo dat de cliënt iedere maandag dezelfde behoeften en noden heeft, zeker niet in bijvoorbeeld de stervensfase. Een goede term voor het zorgplan is dan ‘hulp in de ADL naar behoeften, op geleide van energie en pijn’, waarbij er ruimte blijft om de cliënt te ondersteunen naar de behoeften en noden die er op dat moment spelen. Hierin blijft er tevens ruimte om je zorgverlening aan te passen op het energieniveau en de mate van pijn van de cliënt. Dit kan natuurlijk per moment zeer wisselend zijn, waardoor de zorgvraag ook wisselend is.

Over het algemeen bevat een instructie in een zorgplan altijd een actief werkwoord, zoals ondersteunen, aanbieden, assisteren, overnemen of luisteren. Ook bevat de instructie een gedragsaanwijzing voor de zorgverlener (wat wordt er van de zorgverlener verwacht) en een beschrijving van wat de cliënt zelf kan. Hierdoor blijft er weinig ruimte over voor een wisselde interpretatie van de instructie, zowel voor de zorgverlener als voor de cliënt en de naasten (11).

Bronnen


11. Hesselink J. Zo maak je een verpleegplan. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers; 2010

12. Wilkinson J, Nieweg R, Paans W. Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces. Amsterdam: Pearson Benelux BV; 2016